Volgers Hoek kijken een dagje rond in Ajax-cultuur

03 september 2004
Hoek 1
"Het wordt nooit meer wat het geweest is, meneer." De dame met het Mokums accent, achter de bar van het Ajax-home, rinkelt met de koffiekopjes en schudt het blonde hoofd. Vroeger, in de Meer, daar was het tenminste nog ’gesellig’ en knus, maar hier...“
„Nou ja, zo erg is het ook weer niet“, reageert Els de Blaey van het bestuur van Hoek. ,,Ik loop hier net deze kamer binnen en bots zo op Louis van Gaal. Dat gebeurt je ook niet elke dag.“ En zo zijn er wel meer oude coryfeeen, op de dag dat Hoek tegen de zaterdagamateurs van Ajax speelt. Sjakie Swart, Tonny Pronk, ze komen allemaal even langs voor een kop koffie en misschien ook wel uit nieuwsgierigheid naar de Zeeuwse tegenstander. Kees Blomaard uit Goes, de oud KNVB’er, kan er zijn hart ophalen. „Ik heb Louis van Gaal nog even gevraagd wat hij nou van die selectie van Marco van Basten vindt.“ En Cas Braafhart, ook van Hoek, graaft wel heel diep in zijn geheugen. „Ik zat eens op de tribune van Feyenoord“, vertelt hij, „en achter me zat de opa van Sjaak Swart. Het Nederlands elftal onder achttien speelde die avond. De opa had maar oog voor één speler. Als de kleine Sjakie aan de bal was, werd hij helemaal histerisch en anders keek hij gewoon de andere kant uit.“ „Zo was-ie wel, die ouwe“, glimlacht Sjaak, die even mee komt luisteren. „Tja, mijn opa.“ En hij kijkt Cas Braafhart eens aan met een onderzoekende blik: ,,Dan moet u toch ook al van ver voor de oorlog zijn.“ Veel later, in de catacomben van de bijvelden van Ajax, op een paar honderd meter van de Arena, viert Hoek een 3-0-overwinning. De Belgen kijken hun ogen uit. Overal in de gangen hangen kleine bordjes met pijlen, naar Johan Cruijff, naar Frank Rijkaard, naar Danny Blind. Hoek-trainer Johan Ballegeer doet tegen dat decor zijn verhaal van de middag. Van een Zeeuwse club met heel veel Belgen, die zo graag mee wil gaan doen voor de titel, tegen een elftal dat er eigenlijk maar bijhangt bij Ajax. Louis van Gaal mag er dan hoogstpersoonlijk bij zijn als ze spelen, maar heel serieus wordt dit elftal niet genomen. Bob de Klerk, de trainer van de amateurs, verwerkt de teleurstelling in stilte. „Kijk“, zegt hij, „dit is natuurlijk wel een topper in de hoofdklasse, waar we vandaag tegen hebben gespeeld. Wij zijn dat niet, we zijn al blij als we erin kunnen blijven. De cultuur is hier heel anders dan bij de dure clubs in de hoofdklasse. We betalen niets, daardoor worden er elk jaar een stuk of tien van onze spelers weggehaald door andere hoofdklassers. Wie bij Ajax in de amateurs wil spelen, doet het omdat hij in het mooiste shirt van Nederland mag voetballen en niet voor het geld.“ Louis van Gaal zou het graag anders zien. „Ik heb hier ingevoerd dat jongens uit de eigen opleiding, die niet doorbreken, naar de amateurs worden overgeheveld, maar dat is niet te realiseren. Die spelers zijn heel gewild bij de amateursclubs in de buurt.“ En dus beseft Ballegeer dat hij zeker na deze eerste overwinning met twee voeten op de grond moet blijven staan. „Ik ben er heel gelukkig mee, met deze overwinning, maar een echte graadmeter is het niet.“ David Destorme, één van Hoeks grote aanwinsten, deelt die nuchterheid, hoewel zijn betoog na afloop heel enthousiast klinkt. De Belg, op veel posities van het elftal inzetbaar, heeft zich razendsnel aangepast bij Hoek en heeft het zichtbaar naar zijn zin. „Hoek speelt zo veel aanvallender dan wij in België gewend zijn.“ „O ja“, zegt Kees Blomaard bij het vertrek uit Amsterdam. „Ik hoorde dat er in de rust al een of andere scout met zijn club stond te bellen. Hij had het over Pieter de Munnik en riep uit dat hij zo’n prachtige voetballer had gezien.“ Maar ja, dat zegt nog niets, weet Blomaard. „Ik snap die betaalde clubs toch niet. Toen De Munnik met Kloetinge voor de Amstel Cup tegen RBC speelde, kwamen ze van RBC na de wedstrijd informeren. ’Wie is die jongen, wat een talent’, zeiden ze. Ach, da’s De Munnik, zei ik. Die heeft net twee jaar bij jullie gespeeld.“