De achterdeur van het Nederlandse voetbal (1)

10 april 2002
Hoek 1
De Westerschelde en België maken de Zeeuwse plaats Hoek tot een ballingsoord in het amateurvoetbal. Het dorp met amper drieduizend inwoners herbergt al een decennium lang een Nederlandse hoofdklasser. De club lijkt een statenloos Fremdkörper, zwevend tussen Nederland en België. Een reportage.
Het verdrag der XVIII Artikelen, opgesteld op de Conferentie van Londen, bezegelde op 26 juni 1831 het lot van Zeeuws-Vlaanderen. Dat zou bij Nederland blijven. Maar hadden de heren de landkaart wel bij zich? Als je Zeeuws-Vlaanderen vanuit de rest van Nederland wilt bereiken heb je een probleem. De weg wordt afgesneden door de Westerschelde, waardoor niets anders rest dan het veer van Kruiningen naar Perkpolder te nemen, of van Vlissingen naar Breskens. Een tijdrovende bezigheid, zeker als het erg mistig is en de boot niet vaart. Als je geen zin hebt om een broodje kroket op de boot te eten, dan rij je via België. Een andere keuze is er niet. Een verdwaalde oude grenspaal maakt duidelijk dat je Nederland weer inkomt. Of het plaveisel, dat, zoals in Clinge, van kasseien plots in asfalt verandert. Tot voor kort waren Belgische franken in Zeeuws-Vlaanderen een gangbaar betaalmiddel. Zeker op zondagen waan je je er in België. Bij de grensovergang Kapellebrug sta je dan in de file. De winkels in grensstadjes als Hulst en Sluis zijn geopend en worden overrompeld door kooplustige zuiderburen. De middenstand vaart er wel bij. En een dorpje onder de rook van Terneuzen eveneens. Maar dan op sportgebied. Citaat uit de SV Hoek-presentatiegids 2000-2001: “Ik wil afsluiten met het volgende gemeenschappelijke gevoel wat onder Hoek-aanhangers toch wel leeft: alle genoemde jaren zijn we ons bewust geworden van een enigszins Catalaans gevoel dat we met ons meedragen in de strijd tegen “d’Ollanders” die ons als boeren en Belgen beschouwen uit een achtergebleven gebied zonder comfort en beschaving en waar niet eens een trein rijdt.” John Bravenboer, erevoorzitter van SV Hoek en van origine een Rotterdammer, kan er wel om lachen. “We worden inderdaad overal in Nederland voor boeren en Belgen uitgemaakt. Of ik dat geweldig vind? Het hoort er blijkbaar bij. Belgische spelers zijn plichtsgetrouw, mij spreekt dat aan, al zijn ze me soms te braaf. In de Randstad, in heel Holland eigenlijk, gaat het er harder aan toe, binnen én buiten het veld. Gelukkig kunnen ze sinds de wedstrijd tegen Ierland iets terugroepen.” VOETBAL OP NIVEAU In het “Portaal van Vlaanderen”, het sluizencomplex bij Terneuzen, ligt een beer van een schip te wachten tot het de Westerschelde op kan, om via de Noordzee de wijde wereld in te gaan. Deze sluizen vormen de toegang tot het kanaal van Gent naar Terneuzen. Schepen van soms wel 80.000 ton lossen of laden in kanaalstadjes als Terneuzen, Sluiskil, Sas van Gent, Zelzate of Gent. En als je vanaf de “zeedijk” bij Terneuzen de Westerschelde overkijkt, kun je aan de overkant Vlissingen en de kerncentrale van Borssele zien liggen. Als je verder rijdt kom je in Hoek, en als je honger zou hebben, dan vervolg je je weg naar Philippine om mosselen te eten. Heb je meer trek in een potje voetbal op niveau dan sla je af bij Hoek en parkeer je de auto naast een oud boerenhuis, op een steenworp afstand van het veld. SV Hoek begon in 1950 op een weiland, met een bouwkeet als kleedkamer voor de scheidsrechter en twee elftallen. In 1977 trok men de stoute schoenen aan: Franz van der Pijl, vedette van VV Terneuzen, werd binnen gelokt met een videorecorder. In 1980 nam Bravenboer, eigenaar van een ingenieursbureau, de vereniging bij de hand. Zijn zakelijke aanpak leidde tot promotie naar de hoofdklasse in 1989. Dat betekende bij uitduels: Vlaanderen uit en Holland in. Mevrouw Nelly der Velde, toenmalig secretaris, omschreef het zo: “De verre reizen die we moeten maken vinden we niet erg. Zo zien we nog eens wat van Nederland.” Sinds 1992 speelt SV Hoek onafgebroken in de hoofdklasse. Zowel Nederlandse als Belgische sponsors kwamen. Voetbal en zaken werden vermengd. Niet veel later was er een VIP-room voor sponsors. Een ronde bar in het midden en bier: de succesformule voor zakendoen. Bravenboer: “Het is veel gezelliger om tegenover elkaar te zitten dan naast elkaar op een rij. En het is eenvoudiger zaken doen met een pintje erbij.” Dat pintje is nog geen Jupiler. Technisch manager en oud-eerste elftalspeler Patrick Naudts (ex-Lokeren) betreurt dat: “Het bestuur is er nu nog over bezig om naast Heineken ook Jupiler aan te schaffen, want laten we wel wezen: dat is toch veel beter bier. (red. Inmiddels is Jupiler volop verkrijgbaar in de kantine van Hoek). Ik zeg ook altijd dat ze hier op het parkeerterrein een frietkot moeten neerzetten. Zo’n caravan, met een dik madammeke erin. Waar je alleen een frikadel en friet kunt kopen, met een grote lepel zure Belgische mayonaise. Zulke frietkotten verdwijnen helaas rap. Ook in België. Ik weet er nog één op de grens bij Koewacht. Maar die is slechts op vrijdagavond open.” WOORD IS WOORD Als kleine jongen uit Zeeuws-Vlaanderen kon je vroeger, als je naar echt voetbal wilde kijken, met pa naar Feyenoord gaan. Maar Rotterdam was best een eind weg met een Simca 1000. Eerst met de boot en dan nog een lange zit in de auto. Dus Lokeren of Beveren was ook een optie. SK Beveren-Inter Milaan bijvoorbeeld, in het seizoen 1978-’79, in het Europese toernooi voor bekerwinnaars. Ronde mannetjes, die een onverstaanbaar dialect bezigen, samengepakt op een staantribune. En een weergaloze Wilfried van Moer. Het werd 1-0 voor Beveren en het grote Inter lag eruit. In plaats van naar België te gaan, komen de Belgen maar naar ons, moet Hoek-voorzitter Cas Braafhart in 1989 hebben gedacht. Hij kondigde aan de regio-functie van de Vlaamse profclubs te willen overnemen. Zeeuws-Vlaanderen zou op de kaart worden gezet. Mensen moesten naar goed voetbal in de eigen streek kunnen kijken. Het had succes. In 1996 werd SV Hoek kampioen van de hoofdklasse B. Het wedstrijdprogramma van de wedstrijd tegen Heerjansdam van 14 oktober 1995, vermeldt zeven Belgen in de basisopstelling. Twee jaar geleden werd het budget verder opgeschroefd, en werd Angelo Nijskens, tot dan toe basisspeler, trainer van de club. Nijskens voetbalde onder andere voor Charleroi, Club Luik en Lokeren, waar hij nog met René van der Gijp speelde. Hij was een begenadigde spits, maar buiten het veld een flierefluiter. De tegenstelling speler-trainer is opvallend: discipline is nu het toverwoord. Straftrainingen zijn geen zeldzaamheid. En wie het afsluitende spelletje op de donderdagavondtraining verliest, draaft de maandag erna op in het “Pipo-van-de-Week” shirt. Klaarblijkelijk is deze aanpak Belgen op het lijf geschreven, want een hele nieuwe lichting jonge Belgen vond zijn weg naar Hoek. “Qua mentaliteit verschillen Belgen niet veel van Zeeuws-Vlamingen”, zegt Naudts. “Toen ik nog voetbalde, kreeg ik aanbiedingen van Belgische amateurclubs, maar ik koos toch voor Hoek.” Belangrijk pluspunt is de door Hollander Bravenboer neergezette organisatie. “Bij Hollanders geldt: woord is woord, afspraak is afspraak”, zegt Naudts. “Ook buiten het voetbal. Daar heb ik in België heel andere ervaringen mee.” Maar SV Hoek ademt ook de Bourgondische inslag die een Belg kenmerkt. Zo organiseerden de vrijwilligers tijdens de laatste winterstop een spaghetti-avond die bij de spelers zeer in de smaak viel. Op hetzelfde moment overwinterde IJsselmeervogels in Brazilië. “Dat soort fratsen hoeft voor ons dus niet”, zegt Bravenboer. De tunnel onder de Westerschelde die Zeeuws-Vlaanderen aan Nederland verbindt, is in 2003 klaar. Regeren is vooruitzien en dus heeft Hoek nu al scouts rondlopen aan “de overkant” (Walcheren, Zuid-Beveland). Maar op dit moment vormt de rivier nog altijd een onoverkomelijke hindernis voor voetballers uit de rest van Nederland. Nijskens: “In het begin van dit seizoen hadden we hier een jongen uit Brabant. Maar die zag het als snel niet meer zitten. Pakje brood in de tas, drie, vier keer per week een eind rijden en dan ook nog met de boot. Na enkele weken kapte hij ermee. Geografisch gezien spelen we natuurlijk ook in België.” BELGISCHE EX-PROFS Een Nederlandse en een Belgische vlag wapperen bij de ingang van Sportpark “Denoek” broederlijk naast elkaar. Op de achtergrond de Amerikaanse multinational Dow Chemical, dat in zijn expansiedrift het prachtige dorpje Boerengat van de kaart veegde. Aan de andere kant de uitgestrekte vlakten zware Zeeuwse klei, waarboven de wind door niets of niemand wordt tegengehouden. Midden op dat platteland speelt de Hoekse Sport Verenging deze middag een duel in de hoofdklasse B van het zaterdagvoetbal. Tien Belgen (met namen als Belpaire, Standaert, de Wispelaere en Saey) en een verdwaalde Sierraleoner bestrijden vanmiddag GVVV. Je beseft in eerste instantie niet dat Hoek hoofdklasse speelt, zo gemoedelijk gaat het er aan toe. In een piepklein houten hokje staan twee vrouwen hotdogs en hamburgers te verkopen. Als je de bestuurskamer binnenloopt, word je geen strobreed in de weg gelegd. Ook niet door het mannetje aan de deur, die dat toch als taak zou moeten hebben. Achter het doel van de tegenstander staan de leden van supportersclub de H-side, gewapend met trommels, zich druk te maken. Het hele dorp zit zonder toiletpapier, want dat hangt in de goals. Langs de lijn is het koud. Enkele spelers van de thuisploeg, die in het wit-blauw speelt, dragen handschoenen. Eén van de toeschouwers, baard, dikke jas, ergert zich dood. “Spelers met handschoenen, dat is toch niks.” Even later maakt Musa Kanu (de Sierraleoner) een wereldgoal met een vliegende kopbal. “Die zien we maandag op Omroep Zeeland!” wordt geroepen. Ook Musa Kanu draagt handschoenen. “Bij hem begrijp ik het wel. Die komt uit warme streken.” In de Randstad maken veel profvoetballers na hun carrière nog een beetje de blits bij een amateurclub in de regio. In Zeeuws-Vlaanderen ben je dan snel uitgepraat: geen profvoetbal, dus geen ex-profvoetballers. Door de geringe omvang van de vereniging en het lage inwonertal van Zeeuws-Vlaanderen (100.000) is Hoek wel verplicht om verder te kijken. Als de kanjers uit Holland het te ver vinden, streekvoetballers niet het gewenste niveau halen, dan moet je wel naar België. De huidige selectie telt negentien spelers, dertien (het merendeel ex-prof) komt uit België. Het aantal Belgische voetballers in de rest van Zeeuws-Vlaanderen blijft daar ver bij achter. Een steekproef: bij tweedeklasser Breskens voetbalt één Belg, maar dat komt omdat hij met het mooiste meisje uit het dorp verkering heeft. SV Eede telt er vier of vijf, maar die club speelt café-voetbal in een Belgische competitie. Enkele kilometers verder bij VV Cadzand (vijfde klasse zondagamateurs) is de Belgenbron opgedroogd. In Clinge, ook op de grens gelegen, is al geen Belg meer te bekennen. Hoek speelt met twee spitsen maar dat is het enige Belgische dat aan de speelstijl is te ontdekken. De club speelt modern zone-voetbal met vier verdedigers en zonder mandekkers. Af en toe gaat het er ongemeen fel aan toe. “Belgen zijn harder op de man, maar Hollanders zijn gemener dan Belgen.” Zegt verdediger Verdegem (ex-AA Gent) na afloop. “Op je hakken trappen, je voor stomme Belg uitmaken.” Een speler van GVVV is zo dom het publiek te provoceren na een keiharde overtreding op zijn tegenstander. “Hollanders zijn hautain”, zegt technisch manager Naudts. “Ze denken echt dat ze beter zijn. Ze zijn brutaal. Tegen de scheids, maar ook tegen de eigen trainer. Wij Belgen zijn bescheiden. Wij zullen niets terugroepen, maar de prestaties laten spreken. Dat werkt. Ik merk in de bestuurskamer dat we respect hebben afgedwongen. Men beschouwt Hoek als één van de betere clubs uit de competitie.” KAPER OP DE KUST Sinds enkele jaren is er herrie in de polder. SV Hoek is haar status kwijt als enige Zeeuws-Vlaamse hoofdklasser. VV Terneuzen zag zich de afgelopen jaren door Hoek voorbij gestreefd maar heeft via drie achtereenvolgende titels het verloren terrein herwonnen. Dit seizoen speelt Terneuzen voor het eerst in de hoofdklasse van de zondagamateurs. Een succes dat kan worden toegeschreven aan voormalig Hoek-voorzitter Eddy Dobbeleir, die in 1995 uit onvrede Hoek verliet en de baas werd bij Terneuzen. In zijn kielzog nam hij enkele spelers mee. Op het moment voetballen er acht ex-Hoekenezen in Terneuzen. Sommigen afdankertjes, sommigen in de loop der jaren door Terneuzen overgehaald om te komen. Het geronsel hangt Hoek danig de keel uit. Bravenboer: “We hebben onlangs een gentleman’s agreement gesloten en afgesproken niet meer achter elkaars spelers aan te zitten.” Voor de rest laat de erevoorzitter zich door het succes van Terneuzen niet uit het veld slaan. Bovendien, wat heet succes? VV Terneuzen, spelend in een stad met 35.000 inwoners, trekt gemiddeld vierhonderd toeschouwers. Bij Hoek (3000 inwoners) ligt dat bezoekersaantal rond de 1000. Kerst 2001 bereikte Bravenboer het gerucht dat bij Terneuzen de kas leeg was en dat spelers genoegen moesten nemen met de wedstrijdpremie. “Een hoofdklasser zet je niet zo maar neer”, zegt hij zonder leedvermaak. “Je moet zoiets geleidelijk opbouwen, net als een bedrijf. Hoek speelt al tien jaar onafgebroken in de hoofdklasse en is dus verder dan Terneuzen. Bij hen is het allemaal afstandelijker. Publiek en sponsors komen op de sfeer af. Sfeer is essentieel.” Het is rust. In de kantine heerst Zeeuwse nuchterheid. “Geen peuken in de pisbakken gooien. Wij pissen bij u thuis toch ook niet in de asbak?”, zegt een bordje boven het urinoir. Foto’s uit een nog niet zo’n grijs verleden sieren de muren. Onder anderen van Kees Kist, de voormalige topschutter van AZ, die in het seizoen 1990-1991 trainer-speler was van Hoek. Kist haalde de zweep erover: wie te laat kwam moest een rondje gebak kopen. Toch was hij na één seizoen alweer vertrokken, zonder potten te hebben gebroken. Ook in de tweede helft wil het met de wedstrijd maar niet vlotten. Door de kou is het aantal toeschouwers blijven steken op een kleine vijfhonderd (getuige de auto’s op het parkeerterrein voor een belangrijk deel Belgen) en dan wordt het ook nog een bloedeloos gelijkspel. Was Dave Gijsel er maar, wordt langs de lijn verzucht. De voormalige speler van Club Brugge was de publiekstrekker van Hoek. Smullen als hij zijn geniale linker etaleerde. Maar Gijsel, de Pallieter van Hoek, had ook een makke: zodra de liefde hem in de steek liet, zocht hij troost bij de alcohol. Voor dit enfant terrible werd een Special Task Force opgericht, bestaande uit vutters, die uitgerust met een reeds gepakte sporttas de afvallige waar dan ook vandaan moesten plukken om hem tijdig met de stoottroepen te herenigen. De man met baard laat de wedstrijd gelaten over zich heenkomen en probeert zijn aanwezigheid te rechtvaardigen. “Het is eigenlijk te gek voor woorden: ik ga naar Belgen kijken, in Hoek, en kom zelf uit Terneuzen. Maar ach, zijn we niet allemaal Vlamingen.” Door Jelle Vanhijfte / JOHAN - het voetbalmaandblad